Gezinsuitbreiding??!!
Dit verhaal is door D. geschreven.
Zo’n jaar geleden schreven wij hoe de katten hun intrede deden in Huize K. – van de B. En het was heus en ook echt de bedoeling, dat het bij die drie katten, te weten Boris, Tup en Babs zou blijven. Dat was om een heleboel redenen (dachten we), maar ook omdat het zo lekker roept, wanneer ze naar binnen moeten: ‘Boris, Tup, Babs, naar binnen’. Begeleidt door een keertje fluiten en in de handen klappen. U hoort zelf hoe lekker dat er uitrolt, die drie namen op een rij. En oh ja, ze komen dan echt naar binnen, zij het dat dat de ene keer wat vlotter gaat dan de andere keer. Vooral Tup en Babs spelen namelijk graag een spelletje, zeker wanneer het wat schemerig is. Dan duiken ze bij voorkeur onder een van de struiken en wachten dan net zo lang, tot je vlakbij bent. Plotseling springen ze dan omhoog en nemen ze vervolgens een spurt richting de achterdeur. Daar staan ze dan vervolgens heel ongeduldig omhoog te kijken, naar de deurkruk. En duurt het, naar hun zin, te lang voordat je de deur hebt opengedaan (soms moet je helemaal achteruit de tuin komen), dan rennen ze weer vrolijk weg, met een wapperende staart. En dan kan het spelletje helemaal opnieuw beginnen. En het maakt hen niets uit of het nu regent of droog is; mij wel trouwens.Maar goed, drie katten, het maximum is bereikt, echt niet meer, het huis is vol, er kan niets meer bij, en meer van dat soort stellige uitspraken deden wij tegen elkaar. Om vervolgens op de koffie te gaan bij de eigenaren van de cattery, waar Tup en Babs vandaan komen. Tja, en daar liepen wel weer een paar kittens rond. ‘Niets aan de hand,’ verzekerde de eigenaresse ons. ‘Ze zijn nu zo’n vijf maanden jaar oud en ze zijn allemaal vergeven, op één na en die houd ik zelf.’ Bovendien hadden Renée en ik afgesproken, dat we ons been stijf zouden houden. Vooral ik ben daar nogal goed in, dacht ik althans. Nou, dat mocht dan zo zijn, maar vier weken later huppelde nummer vier, Dale genaamd, toch echt bij ons rond. Zo stijf had ik mijn been dus gehouden. Hoe dan ook, Dale vond het allemaal reuze spannend, warme voetjes, rood neusje, continu geluidjes maken enzovoort. En dan ook nog een chagrijnig kijkende oude kater, die het zeer nodig vond de jongeling meteen op zijn plaats te wijzen. Nee, het viel allemaal echt niet mee, die eerste kennismaking. En om het helemaal af te ronden, bleken de andere twee katten, Tup en Babs, bovendien zijn oom en tante te zijn. Maar al snel bleek het gelukkig allemaal nog al mee te vallen. Die chagrijnige oude kater, was eigenlijk een heel vriendelijke, nog niet eens zo oude, kater. Hij had alleen van nature een chagrijnige uitdrukking op zijn kop. En al snel leerde hij, dat hoe sikkeneuriger Boris er uitzag, des te beter diens humeur was. En de oude heer vond het ook nog een hartstikke leuk om met hem te spelen en te ravotten. Tup en Babs mochten dan wel zijn oom en tante zijn, maar daar merkte hij in de praktijk niet zo veel van. Ze gedroegen zich absoluut niet zoals zijn moeder dat had gedaan. En daar was hij toch wel een beetje bang voor geweest. Wat die twee betrof mocht hij lekker rennen, springen en klauteren, zoveel hij maar wilde. Sterker nog, ze deden regelmatig met hem mee. Zolang hij maar niet al te vaak en al te hard tegen hen aanbotste, remmen vond hij namelijk een beetje moeilijk op de houten vloer, vonden ze het allemaal prima. En ging hij een keertje over de schreef, dan bleef het meestal bij één, hooguit twee corrigerende tikken, eventueel wat verontwaardigd geblaas, vooral van Babs, maar dan was de kou wel weer uit de lucht.
En zo huppelt een jonge wildebras vrolijk door ons huis en onze tuin. Al vind hij natuurlijk, dat het zijn huis en tuin zijn. Ik schrijf expres niet dat er een ‘kleine’ wildebras rondhuppelt, want klein is hij allang niet meer en ik vraag me af of hij dat ooit echt geweest is. Hij is ondertussen al groter dan Boris. Alleen nog niet zo zwaar. Maar dat zal ook wel niet lang meer duren. En hij is nu flink op weg om Tup in te halen. Voordat hij net groot als Babs zal zijn (jawel, de poes is groter dan de katers), zal nog wel even duren, maar we hebben het vermoeden, dat Dale uiteindelijk zijn huisgenoten (ruim) voorbij zal groeien. En het is nu al zo’n stuk ondeugd. Hij weet, volgens ons, precies wat wel en niet mag, want juist dat wat niet mag, doet hij bij voorkeur wel en dat dan de ganse dag door. Niets leukers, dan ’s ochtends even je etensbakje in de steek te laten, vlug op tafel te springen en kijken of je een lik van de boter en/of kaas dan wel een slok melk kan bemachtigen. Vervolgens van de tafel afspringen om dan, bij voorkeur, vlak naast een van de anderen te landen en te laten schrikken en uit hun bakje een brokje te verschalken. En dan quasi onschuldig weer naar zijn eigen bakje kuieren. Met zijn staart in de lucht en een zelfvoldane grijns om zijn lippen. Never a dull moment aan de ontbijttafel. We zijn hem overigens wel aan het afleren om zomaar overal op te springen. Het aanrecht heeft hij ondertussen door, wat natuurlijk niet betekent, dat hij daar niet meer opspringt. Laatst was er wel een vreemd akkevietje. Een van de katten was er namelijk in geslaagd, per ongeluk of expres, om de keukenkraan open te draaien. Voor een dergelijk geintje komen, in principe, twee van de katten in aanmerking: Tup, want die krijgt zo’n beetje alles wat dicht zit open (en vindt het enorm leuk om dat dan vaker te demonstreren) en Dale, want die vindt het gewoon leuk om overal aan te zitten en om Tup na te doen. Tot nu toe is het bij een keer gebleven, dus hopen we maar dat Dale de kraan per ongeluk heeft opengedraaid.
En toen kwam het moment, dat het gedrag van Dale niet helemaal meer dat was, wat je je van een kitten voorstelt. Hij begon tante Babs erg interessant te vinden en hij begon het ook leuk te vinden om Tup uit te dagen. Met veel geblaas, gegrom, gemiauw en met behulp van enkele oorvijgen wist Babs haar ‘kleine’ neefje duidelijk te maken, dat ze absoluut niet van dergelijke avances was gediend. Iets waar Dale, na ontvangst van de oorvijgen eerst eens even, zeer beduusd kijkend, over ging zitten nadenken. Wat hem er vervolgens niet van weerhield, het een poosje later nog eens te proberen. Met dezelfde reactie als gevolg en nu werd hij ook nog eens van de klimpaal gemept. De confrontaties met oom Tup liepen ook niet helemaal zoals hij waarschijnlijk had verwacht. Tegen Tup bleek zijn gedrag hardnekkiger. Maar ook bij zijn oom krijgt hij nog geen poot aan de grond. Aan Boris waagde hij zich echter (nog) niet. De tekenen waren echter niet mis te verstaan. Het werd voor Dale, zo langzamerhand tijd om eens met de dierenarts kennis te maken. En dat is vanochtend dus gebeurd. Ongeveer op het moment, dat ik dit verhaaltje schrijf, wordt Dale ‘geholpen’. En dat is heus een beetje spannend. Vanmiddag om half drie mogen we hem ophalen. En nu maar hopen dat hij niet al te boos is op ons.
We zijn een paar dagen verder. De eerste dag, na de operatie, was Dale nog niet helemaal bij de tijd. Maar niets, dat niet opgelost kon worden door eens lekker lang uit te slapen. Hij werd van tijd tot tijd, nieuwsgierig besnuffeld door de andere katten, want hij rook, per slot van rekening, wel een beetje apart. Meestal kreeg hij dan een paar likjes (ter bemoediging?) over zijn kop. Geduldig liet hij al deze uitingen van affectie over zich heen komen. De dag daarna echter was Dale weer helemaal bij de pinken en zat hij al weer vol kattekwaad. Het schijnt een paar weken te duren, voordat alle hormonen, die hem zo parten speelden, zijn lichaam hebben verlaten. Misschien dat Boris, Tup en Babs het dan wat rustiger krijgen. Maar iets zegt me, dat Dale dan wel andere streken zal weten te verzinnen, om vooral veel leven in onze brouwerij te houden.
Reacties