Met pen en papier in de trein

In de trein zitten, om een verhaal schrijven, is het meest ongemakkelijke plekje waar ik ooit een verhaal heb geschreven. Vreemd eigenlijk. Een treinwagon is een minimaatschappij waar het gewone leven zich afspeelt. Ouders met kinderen zitten opgewekt te babbelen en hebben geen notie van de grote S op het glas, zodat ze de stilte doorbreken met verhalen over zwemles, tante Sjaan en dat ze nu echt dorst hebben, terwijl ze naar een pakje verfrommelde chocomelk wijzen.

De zon schijnt door het glas zodat het binnen aangenaam warm wordt. Buiten is het gras nog nat van de koude nacht. Buiten lopen mensen met dikke mutsen op het hoofd, blazend in de handschoenen. Anderen stappen, met rode konen, van hun fiets en parkeren deze tegen het hekwerk, in de stellige overtuiging dat ze op tijd de trein in kunnen sprinten. Dat ze straks, mogelijk, hun fiets niet meer kunnen terugvinden is van latere zorg. De reis gaat verder. Inmiddels staan er mensen in het gangpad geduldig voor zich uit te kijken. Ook dat hoort bij treinreizen; het is altijd afwachten of je kunt zitten. Net zoals mensen in mijn schrijfboek kunnen kijken en meelezen, kan ik ook meekijken met wat zij doen. De tekstgrootte op een smartphone is wel heel klein en het is, natuurlijk, erg brutaal om voorovergebogen, met mijn neus op het glas, mee te lezen in het e-book dat ze aan het lezen zijn. Een jongedame schuin voor me is aan het lezen in een kunstboek en ik zie afbeeldingen van schilderijen voorbij komen als een soort PowerPoint presentatie, maar dan op papier. Ik vraag me af wie de schilder is, die de naakten heeft gemaakt. De stijl komt me bekend voor maar de naam schiet me niet te binnen. Het doet me denken aan een cursus die ik heb gevolgd. Twaalf jaar geleden bracht ik 13 maandagavonden door in de Bergkerk in Amersfoort om de eerste beginselen van deze kunst te leren. Fascinerend om verhalen te horen hoe de kunstenaars in die tijd aan het zoeken waren hoe zij de beelden, die ze in hun hoofd hadden, op papier konden krijgen. Hoe ze met lichtinval konden spelen en het daardoor dieptewerking konden geven.

Het meisje schuin voor me is ondertussen op de schoot van haar moeder geklommen en babbelt vrolijk, in een taal die ik niet begrijp, over de dingen die ze buiten ziet. Een levend en bewegend schilderij. Zo had ik het nooit bekeken.

En terwijl ik dit verhaal schrijf, merk ik dat schrijven in een trein helemaal niet zo gek is. Iedereen doet zijn ding en alle taferelen bieden me beeldmateriaal om mee te werken. Ik ga dit vaker doen. Nu nog oefenen hoe ik zo’n groot schrijfboek alleen op mijn schoot houdt in plaats van het te delen met de buurvrouw.  

Reacties

Populaire posts van deze blog

Friemeltje, Kwakje en de jagende register-accountant

De boe-vis

Kwal!