Heb jij vandaag sneeuw gegeten?

Ik zit in de wachtkamer van het ziekenhuis. Na de drukte in de parkeergarage is het even wennen aan de stilte die hier heerst. Net als de rest van de wachtenden dood ik de tijd door naar mijn schermpje te turen. Een jongetje draait aan een groot rad met spiegels en mompelt ‘het lijkt wel een draaimolen, maar ik zit er niet in’. Ik kijk op van mijn telefoon, en zie dat de rest van de wachtenden op z’n telefoon blijft kijken, geërgerd omdat het allemaal zo lang duurt. Met zijn handje draait hij nog een keer aan het rad en verliest zijn evenwicht. Schaterlachend ligt hij op de grond en opeens ziet hij mij zitten. ‘Dat ging hard hè’, zegt hij enthousiast en ik knik. Een grote man komt naar het ventje toegelopen en pakt hem op. Hangend over de schouder van zijn vader kijkt hij me teleurgesteld aan. Ik zwaai en hij zwaait terug, want we hebben tenslotte wel mooie dingen gedeeld. Ik kijk naar de klok en zie dat mijn afspraak uitloopt. 


‘Kiekeboe’, klinkt het naast me. Het jongetje staat naast mij. Opnieuw draait hij aan het rad en dit keer steekt hij zijn hand erin. ‘Kijk eens, nu waait het’. Blijkbaar heeft hij voldoende zelfvertrouwen gekregen en beweegt naar voren: ‘nu doe ik mijn hoofd erin’. Ik grijp in, want om nu hoofdletsel op te lopen ín een ziekenhuis, dat gaat mij te ver. Het jongetje kijkt me niet begrijpend aan, maar herstelt zich snel. ‘Heb jij vandaag sneeuw gegeten’. ‘Nee’, zeg ik, ‘ik vind het heel koud in mijn mond’. Met grote ogen kijkt hij me aan: ‘ik vond het helemaal niet koud, juist lekker’. Na deze mededeling wordt hij opnieuw door zijn vader opgehaald. Voor de tweede keer zwaaien we naar elkaar en ik kijk naar de klok: de arts loopt uit en niet zo weinig ook. 

‘Ha, ha, ha, hier ben ik weer’, roept het jochie, staat op en draait aan het rad dat zijn schouder schampt. ‘Ik kan makkelijk alles met één hand doen hoor’ en hij drukt zich op met één arm. Na deze gymnastische oefening, springt hij op en rent achter zijn vader aan, die naar de balie loopt, want ook zijn afspraak loopt uit. Een arts roept mijn naam en ik pak mijn tas. ‘Dag, ik moet naar de dokter’ en zwaai. ‘Doeg’, zegt het jongetje en rent naar zijn vader. 

Vijftien minuten later sta ik weer op de gang en zie het jongetje in de hal staan. Hij kijkt naar de stoel waarop ik zat en ik zie dat hij teleurgesteld kijkt. ‘Hé, ben jij daar weer’, roep ik. Het jongetje kijkt op, een glimlach verschijnt op zijn lippen.  ‘Nu zie ik je nóg een keer, roept hij door de hal en ik knik. Opnieuw zwaaien we naar elkaar en dan loop ik verder. Mijn telefoon blijft in mijn tas zitten, want in het echt gebeuren de leukste dingen. 

Reacties

Populaire posts van deze blog

Friemeltje, Kwakje en de jagende register-accountant

De boe-vis

Kwal!