Dukkie, de stoere eend
Inspiratie voor verhalen komt altijd onverwachts, zo ook op maandag 18 juli 2005. Ik zal 's avonds wel in het bos hebben gelopen dat vlakbij ons huis ligt. Het was toen een donker bos door de vele grote, oude bomen die er stonden. Langs de wandelpaden stonden hoge, brede rododendrons waardoor je je al snel alleen waande. Midden in het bos stond een oud vervallen landhuis, waar vroeger notabelen in hadden gewoond. Vanuit het landhuis kon men, via het terras, naar de vijver lopen, die populair was bij dieren. Ze namen regelmatig een bad in het koele frisse water. Hier begint mijn verhaal.
Het water van de vijver was helder blauw en er zwommen veel vissen. De krekels maakten salto’s van de waterleliebladen en belandden met een plons in het water. Als een krekel een dubbele salto had gesprongen, klapten de vissen met hun staarten op het water. Iedereen vond het wel gezellig bij de vijver. Op een dag waggelden vader- en moedereend langs de waterkant. Ze kwaakten naar hun kroost: “kom jongens, we springen in het water” .
Vadereend nam een aanloop, en belandde met een plons in het water. Het water spatte hoog op onder zijn gewicht. Moedereend deed het wat rustiger aan. Ze liep het talud af, waadde door het water en zwom. De kuikentjes keken elkaar aan en plonsden toen één voor één het water in. Maar het water spatte niet omhoog; ze waren nog niet zwaar genoeg. Eén kuikentje, Dukkie genaamd, kwaakte zacht voor zich uit: “ik wil ook zo hoog plonzen!”
Zijn vader hoorde dit. “Ach Dukkie, als jij later groot en sterk bent, word jij net zo zwaar en sterk als ik. En dan komen de waterspetters ook zo hoog!”. Maar Dukkie was een ongeduldig kuikentje en wilde niet zo lang wachten. Op een nacht kroop hij uit het nest en liep een half uur door het pikzwarte bos om bij de vijver te komen. Hij stond op het gras, nam een aanloop, en struikelde over een grote steen. Dat deed pijn! Kermend liep hij terug naar huis en kroop weer in zijn bedje. ’s Ochtends liet hij zich uit zijn bedje vallen en waggelde naar beneden. Zijn vader keek hem aan, maar Dukkie zei niks.
Die avond kroop Dukkie weer uit zijn bedje en liep naar de vijver. Dit keer had hij zich beter voorbereid. Hij had een stevige sok om zijn enkeltje gedaan en sprong weer in het water. Toen hij boven kwam, wist hij niet of hij een goede sprong had gemaakt en of het water omhoog was gespat. Hij kroop uit het water en probeerde het opnieuw. En weer opnieuw. En weer opnieuw. Net zolang totdat hij buiten adem was. Toen hij op de kant ging rustten, merkte hij dat er op de vijverrand een hele schare belangstellenden zat. Kikkers, padden, libelles, konijntjes en zelfs een stinkdiertje zaten naar hem te kijken. Dukkie keek ze met grote ogen aan. “Wat doen jullie hier?’” vroeg hij aan de dieren op de kant. “Nou”, zei het stinkdiertje, “we kijken naar jouw plonskunsten. Maar het gaat nog niet echt goed hè!” Dukkie knikte beteuterd. “Nee”, kwaakte hij, “ik ben veel te licht en niet lenig genoeg”.
Het stinkdiertje dacht na, snuffelde in zijn staart, keek naar de sterren aan de hemel en zei tenslotte: “je moet je voeten vooruit steken. Eerst plons je met je voeten in het water, daarna met je staart. Dan moet er voldoende water omhoog spatten”. Dukkie keek hem enthousiast aan. Hij schudde zijn veertjes, waggelde naar achteren en nam een aanloop. Hij sprong van de kant af en zorgde ervoor dat eerst zijn voetjes, daarna zijn staart en pas op het laatst zijn kopje in het water kwam. “Je bent een natuurtalent!” schreeuwde het stinkdiertje en liet per ongeluk een scheetje. Dukkie stak zijn kopje onder water en kneep met één pootje zijn neus dicht, want het stonk verschrikkelijk. Toen de lucht was opgeklaard, kroop Dukkie uit het water.
De kikkers kwaakten verontwaardigd: “de waterspetters komen nog niet hoog genoeg!” De jongste kikker gaf hem een riem die verzwaard was met stokjes, steentjes en mos. Dukkie deed de riem om. Hij voelde zich gelijk 2 kilo zwaarder. Hij schudde met zijn staart om te kijken of de riem strak genoeg zat. Ja, de riem bleef zitten. Hij liep naar de waterkant en dook weer het water in.
“Kwaaak", zeiden de kikkers, “het gaat best goed Dukkie maar de waterspetters komen niet hoog genoeg”. In de tussentijd hadden de padden de reservesokken van Dukkie gevuld met zand, modder en steentjes. “Doe deze maar aan”, zeiden ze. “Hierdoor word je nog zwaarder!” Dukkie keek met gefronste wenkbrauwtjes naar zijn sokken. Hij deed ze aan, snoerde de sokken vast en waggelde met riem en sokken naar de waterkant. Hij nam een aanloop, zette af en dook in het water. Toen hij sputterend en trappelend in het water dreef, vroeg hij hijgend aan de libelles: “hoe hoog kwamen de spetters?” Hij hoorde alleen een zacht gegiechel.
“Heb je jezelf al eens bekeken” , zei de oude libelle, en ze wees naar een grote spiegel die door de konijntjes naar de vijverrand was gesleept. “Kijk nou toch naar jezelf”.
Dukkie keek in de spiegel en viel bijna achterover van schaamte. Hij zag een klein eendje, met gele veertjes die onder de zwarte modder zaten. Er hingen grote slierten om zijn middel omdat alle takjes inmiddels uit de riem waren gevallen. Aan zijn poten zaten vormeloze sokken die wel 6 maten te groot waren. En toen hij naar boven keek, zag hij zijn eigen gezichtje. Zijn ogen waren troebel van al het vijverwater, er zaten wallen onder zijn ogen en hij had talloze schrammen op zijn snaveltje. Dukkie bloosde en draaide onzeker met zijn schoudertjes. “Ik…..” snotterde hij, “ik wil graag net zo springen als mijn vader!” De oudste libelle keek hem vertederd aan en fluisterde hem iets in zijn oor. “Echt waar", vroeg Dukkie aan de libelle. “Echt!”, zei ze.
Sinds die gebeurtenis oefent Dukkie niet meer ’s nachts. Hij moppert niet meer als hij met zijn ouders en zusjes in het water zwemt. Het lijkt wel alsof hij aan het glimlachen is.Vraag jij je nu ook af wat de libelle tegen Dukkie heeft gezegd? Dat zijn vader, 3 jaar geleden, ook nachten lang geoefend heeft en bij één duiksessie zelfs zijn snavel had gekneusd. Maar, dat moet je niet verder vertellen hoor!
Nu, 8
½ jaar later, ziet het bos er heel anders uit. Het is nu een park geworden nadat er honderden bomen waren gekapt. Nu zijn er geen geen donkere afgesloten plekjes meer aanwezig, maar is het licht en vrij. Het oude huis hebben ze opgeknapt en de vijver is uitgediept. Maar nog steeds zwemmen er eendjes in het water. Misschien zitten er wel nazaten van Dukkie bij?