De intrede van Bonkie - een bijzondere hond
Ik kwam deze foto tegen op internet. Het is een foto van een Australische terrier. En terwijl ik de foto bekeek, dacht ik gelijk aan een bijzonder lieve, aardige, betrouwbare, schattige, wollige en eigenzinnige hond, die ik als tiener en adolescent heb gekend. Zijn naam was Bonkie. Hij had het uiterlijk van de bovenstaande foto, maar vrienden van mij noemden hem destijds ook wel 'kroket op pootjes'. Terwijl ze deze uitdrukking gebruikten, hadden ze altijd een glimlach op hun gezicht. Enerzijds omdat ze wisten dat ik het met deze uitdrukking, natuurlijk, absoluut niet eens was, en dat ook te vuur en te zwaard bestreed. Anderzijds omdat Bonkie ook hún hart gestolen had met zijn uiterlijk en gedrag.
Wat er zo bijzonder aan Bonkie was? Ik zal een poging wagen om het uit te leggen. We gaan terug in de tijd, zo'n 27 jaar geleden. Ik woonde thuis met mijn jongere broer en zus. Ik ging naar school, sportte, had een bijbaantje voor in de weekends/vakantie, nam deel aan het verenigingsleven, speelde toneel en ging af en toe uit. Kortom, als puber had ik een bijzonder gewoon leven. Maar daar kwam al snel verandering in toen mijn zus C. met een hond aan kwam zetten.
Mijn moeder en ik zaten in de tuin te genieten van het zonnetje, onder het genot van een kopje thee en we hoorden de poortdeur opengaan. Met de fiets in haar hand, en een harige viervoeter aan haar voet, stond ze in de poort. "Ik heb hem meegenomen naar huis, want ik denk dat hij geen baasje heeft", zei ze, terwijl ze de hond liefkozend langs zijn kopje streek. Broer G. en ik waren gelijk verkocht toen wij de hond zagen. Mijn moeder was iets minder enthousiast; zij dacht gelijk aan 5 x per dag wandelen, voer, dierenartsbezoeken, inentingen, oppassers zoeken tijdens de vakanties, en waarschuwde ons, tot overmaat van ramp, er voor dat deze hond wellicht al een baasje had, en dat hij misschien was weggelopen. C. en ik keken elkaar verschrikt aan: daar hadden we nog niet aan gedacht.
Bij de politie was geen aangifte gedaan van een vermiste hond. De dienstdoende agent vroeg mijn moeder of zij de hond kon verzorgen en dat hij, als de eigenaren zich aandienden, dit aan haar zou laten weten. Mijn moeder ging hier, zij het schoorvoetend, mee akkoord. Zij zag de bui al hangen, aangezien deze hond, binnen een mum van tijd, zijn plekje had veroverd in ons huishouden, en wij de hond al als ONZE hond beschouwden.
Een paar dagen later kwam mijn moeder, met ietwat droeve ogen, de woonkamer binnen. "Jullie moeten de hond terugbrengen naar de eigenaren", zei ze, en bond het rieten hondenmandje op de bagagedrager van de fiets. Ik zal je de hele conversatie besparen, maar er werden in een kwartier tijd veel scheld- en vloekwoorden gebruikt door C. en mij, omdat wij buitengewoon teleurgesteld waren dat Bonkie terug moest naar zijn huis, terwijl wij ons huis als zijn thuis hadden bestempeld.
Ik fietste, en C. zat achterop met Bonkie in haar armen, onderwijl lieve woordjes en beloftes in zijn oren fluisterend. Bonkie genoot zichtbaar van de fietstocht. Hij vond het wel gezellig om op deze manier op reis te gaan, en genoot van de aandacht die hij kreeg. Op de plaats van bestemming aangekomen, lieten wij Bonkie los en hoopten dat hij de eigenaar niet zou herkennen. Helaas, dat bleek wel het geval te zijn. Kwispelend liep Bonkie in de armen van zijn baasje, likte hem over zijn wang en waggelde de snackbar binnen waar zijn baasje werkte. De eigenaar keek ons aan en zag (zo bedenk ik nu) twee woedende én teleurgestelde gezichten. "Vinden jullie hem leuk?", vroeg hij overbodig. C. en ik knikten. Woorden waren overbodig, onze gezichtsuitdrukking was voldoende. Hij liep op een tafeltje af, nam daar plaats, en nodigde ons uit om daar ook te komen zitten. C. en ik keken elkaar fronsend aan, en bleven staan om Bonkie, die weer terug gewandeld was, te aaien. "Zouden jullie hem willen hebben?', vroeg hij. "Mijn vriendin en ik werken veel, en Bonkie is dan veel alleen. En dan verveelt hij zich, en loopt hij steeds vaker weg". Na deze uitspraak werd hij door ons omhelsd, kregen wij diverse spullen van hem mee, en een kwartier later fietsten C. en ik weer terug naar huis. Bonkie zat veilig in de armen van C. Mijn moeder, die telefonisch haar zegen had gegeven, stond op de uitkijk. Ook zij was in de tussentijd erg gehecht geraakt aan de hond.En zo deed Bonkie, dit keer definitief, zijn intrede in ons huis.
Achteraf concludeerden wij dat hij al een tijdje op zoek was geweest naar een nieuw baasje, dat wel tijd voor hem had en aandacht aan hem kon geven. Iedereen in de buurt kende Bonkie. Hij was in diverse tuinen gewandeld, was geaaid door de bewoners, maar hij was daarna doorgelopen. Keer op keer. Bij ons aangekomen, was hij blijven zitten. Hier was het goed, blijkbaar. Zo makkelijk kan het in een hondenleven zijn.
Wat er zo bijzonder aan Bonkie was? Ik zal een poging wagen om het uit te leggen. We gaan terug in de tijd, zo'n 27 jaar geleden. Ik woonde thuis met mijn jongere broer en zus. Ik ging naar school, sportte, had een bijbaantje voor in de weekends/vakantie, nam deel aan het verenigingsleven, speelde toneel en ging af en toe uit. Kortom, als puber had ik een bijzonder gewoon leven. Maar daar kwam al snel verandering in toen mijn zus C. met een hond aan kwam zetten.
Mijn moeder en ik zaten in de tuin te genieten van het zonnetje, onder het genot van een kopje thee en we hoorden de poortdeur opengaan. Met de fiets in haar hand, en een harige viervoeter aan haar voet, stond ze in de poort. "Ik heb hem meegenomen naar huis, want ik denk dat hij geen baasje heeft", zei ze, terwijl ze de hond liefkozend langs zijn kopje streek. Broer G. en ik waren gelijk verkocht toen wij de hond zagen. Mijn moeder was iets minder enthousiast; zij dacht gelijk aan 5 x per dag wandelen, voer, dierenartsbezoeken, inentingen, oppassers zoeken tijdens de vakanties, en waarschuwde ons, tot overmaat van ramp, er voor dat deze hond wellicht al een baasje had, en dat hij misschien was weggelopen. C. en ik keken elkaar verschrikt aan: daar hadden we nog niet aan gedacht.
Bij de politie was geen aangifte gedaan van een vermiste hond. De dienstdoende agent vroeg mijn moeder of zij de hond kon verzorgen en dat hij, als de eigenaren zich aandienden, dit aan haar zou laten weten. Mijn moeder ging hier, zij het schoorvoetend, mee akkoord. Zij zag de bui al hangen, aangezien deze hond, binnen een mum van tijd, zijn plekje had veroverd in ons huishouden, en wij de hond al als ONZE hond beschouwden.
Een paar dagen later kwam mijn moeder, met ietwat droeve ogen, de woonkamer binnen. "Jullie moeten de hond terugbrengen naar de eigenaren", zei ze, en bond het rieten hondenmandje op de bagagedrager van de fiets. Ik zal je de hele conversatie besparen, maar er werden in een kwartier tijd veel scheld- en vloekwoorden gebruikt door C. en mij, omdat wij buitengewoon teleurgesteld waren dat Bonkie terug moest naar zijn huis, terwijl wij ons huis als zijn thuis hadden bestempeld.
Ik fietste, en C. zat achterop met Bonkie in haar armen, onderwijl lieve woordjes en beloftes in zijn oren fluisterend. Bonkie genoot zichtbaar van de fietstocht. Hij vond het wel gezellig om op deze manier op reis te gaan, en genoot van de aandacht die hij kreeg. Op de plaats van bestemming aangekomen, lieten wij Bonkie los en hoopten dat hij de eigenaar niet zou herkennen. Helaas, dat bleek wel het geval te zijn. Kwispelend liep Bonkie in de armen van zijn baasje, likte hem over zijn wang en waggelde de snackbar binnen waar zijn baasje werkte. De eigenaar keek ons aan en zag (zo bedenk ik nu) twee woedende én teleurgestelde gezichten. "Vinden jullie hem leuk?", vroeg hij overbodig. C. en ik knikten. Woorden waren overbodig, onze gezichtsuitdrukking was voldoende. Hij liep op een tafeltje af, nam daar plaats, en nodigde ons uit om daar ook te komen zitten. C. en ik keken elkaar fronsend aan, en bleven staan om Bonkie, die weer terug gewandeld was, te aaien. "Zouden jullie hem willen hebben?', vroeg hij. "Mijn vriendin en ik werken veel, en Bonkie is dan veel alleen. En dan verveelt hij zich, en loopt hij steeds vaker weg". Na deze uitspraak werd hij door ons omhelsd, kregen wij diverse spullen van hem mee, en een kwartier later fietsten C. en ik weer terug naar huis. Bonkie zat veilig in de armen van C. Mijn moeder, die telefonisch haar zegen had gegeven, stond op de uitkijk. Ook zij was in de tussentijd erg gehecht geraakt aan de hond.En zo deed Bonkie, dit keer definitief, zijn intrede in ons huis.
Achteraf concludeerden wij dat hij al een tijdje op zoek was geweest naar een nieuw baasje, dat wel tijd voor hem had en aandacht aan hem kon geven. Iedereen in de buurt kende Bonkie. Hij was in diverse tuinen gewandeld, was geaaid door de bewoners, maar hij was daarna doorgelopen. Keer op keer. Bij ons aangekomen, was hij blijven zitten. Hier was het goed, blijkbaar. Zo makkelijk kan het in een hondenleven zijn.