Dorus leert zichzelf duiken (1)
Het waait altijd op Schiermonnikoog, ze varieert alleen in sterkte. Als het bijna windstil is, hollen de inwoners én vakantievierders in bikini en zwembroek naar het strand. Nu kunnen ze makkelijk en snel bruin worden. Zodra de wind in kracht toeneemt, nemen ook het aantal kledingstukken toe. Bij storm lopen er altijd wel een paar mensen langs het strand, gehuld in gewatteerde, winddichte jassen, spijkerbroek, stevige laarzen, mutsen en handschoenen.
En altijd, maar dan ook altijd, zie je zeemeeuwen in de lucht. Het lijkt alsof zij geen last hebben van de wind. Alhoewel? Tijdens een strandwandeling, ontstond dit verhaal.
“Flapper flapper flapper”, klinkt het. De zeemeeuwen krijgen vliegles van hun juf. “Kom op jongens, jullie kunnen het!” roept ze enthousiast naar de jonge vogels. Ze flapperen zich het zweet op hun veren kopje. Wat is dat vermoeiend. “De volgende keer gaan we verder met de duikvluchten”, zegt juf. “Jullie moeten deze week goed oefenen. Na elke vlucht in de lucht moet je fladderen. Dat is goed voor jullie spieren”. Sierlijk en soepel vliegt ze weg naar haar volgende vliegles. Haar zilverwitte veren glanzen in het zonlicht. “Zo wil ik ook leren vliegen”, denkt Dorus jaloers en vergeet dat hij nog maar een jonge zeemeeuw is.
De volgende dag is aangebroken. Dorus springt enthousiast uit zijn bed en begint met fladderen. “Ik ga vandaag alvast oefenen met duikvluchten”, mompelt hij. Hij neemt geen tijd om te ontbijten en hipt naar het grote strand dat grenst aan hun tuin. “Oeps”, piept hij zenuwachtig, want hij heeft nog nooit eerder alleen gevlogen. Hij fladdert met zijn vleugels om de spieren goed warm te maken. En hup, daar gaat hij. Hij slaat zijn vleugels uit zoals hij geleerd heeft tijdens de vlieglessen en kijkt vanuit de lucht naar beneden. “Jippie!” gilt hij, “wat hoog! Ik ga nu een duikvlucht inzetten”.
Hij houdt zijn vleugels stil, kantelt zijn schouders en duikt naar beneden, over de zee, over het strand heen. Razendsnel gaat het. Hij kijkt naar zijn huis dat steeds dichterbij komt. “Oh jee”, denkt hij plotseling, “hoe moet ik remmen?’" De grond komt steeds dichterbij. Dorus spreidt zijn vleugels uit, maar daardoor gaat hij nog sneller.
“Plof”, klinkt het. Dorus blijft op de grond liggen en kijkt versuft om zich heen. Hij beweegt zijn vleugels en wrijft daarna over zijn snavel. “Auw, dat doet zeer” kermt hij. “Hihihihihi” hoort hij. Met haar vleugel over haar snavel giechelt het zusje van Dorus en loopt naar hem toe. “Je snavel is helemaal verbogen. Dat is een gek gezicht!” Moeder meeuw komt er aan gehupt met de verbandtrommel. Ze neemt zijn snavel in haar vleugels en tikt hier met haar snavel op. “Nee, je snavel is niet gebroken”, zegt ze en haalt opgelucht adem. Ze kijkt Dorus streng aan. Die voelt zich heel erg zielig en opgelaten. “Ik wilde alleen maar even oefenen”, klaagt hij.
Even later zit hij aan het ontbijt . Met zijn snavel in het verband kan Dorus zijn snavel niet open doen, laat staan vis kauwen. Moeder zet een bak met vanille-ijs neer. In het ijs staat een rietje met de tekst GEFELICITEERD MET JE EERSTE DUIKVLUCHT
“Zo kun je wel eten”, zegt moeder iets minder streng. Dorus drinkt het gesmolten ijs door het rietje. “Mmmmm, dat is lekker”. Hij denkt aan de volgende vliegles waar hij aan al zijn vriendjes gaat vertellen dat er een hele diepe kuil is ontstaan door zijn val in de tuin. Stoer!
Na het schrijven van dit verhaal, zag ik de zeemeeuwen op een andere manier. Het eerste waar ik naar kijk, is de vorm van hun snavel.
En altijd, maar dan ook altijd, zie je zeemeeuwen in de lucht. Het lijkt alsof zij geen last hebben van de wind. Alhoewel? Tijdens een strandwandeling, ontstond dit verhaal.
De volgende dag is aangebroken. Dorus springt enthousiast uit zijn bed en begint met fladderen. “Ik ga vandaag alvast oefenen met duikvluchten”, mompelt hij. Hij neemt geen tijd om te ontbijten en hipt naar het grote strand dat grenst aan hun tuin. “Oeps”, piept hij zenuwachtig, want hij heeft nog nooit eerder alleen gevlogen. Hij fladdert met zijn vleugels om de spieren goed warm te maken. En hup, daar gaat hij. Hij slaat zijn vleugels uit zoals hij geleerd heeft tijdens de vlieglessen en kijkt vanuit de lucht naar beneden. “Jippie!” gilt hij, “wat hoog! Ik ga nu een duikvlucht inzetten”.
Hij houdt zijn vleugels stil, kantelt zijn schouders en duikt naar beneden, over de zee, over het strand heen. Razendsnel gaat het. Hij kijkt naar zijn huis dat steeds dichterbij komt. “Oh jee”, denkt hij plotseling, “hoe moet ik remmen?’" De grond komt steeds dichterbij. Dorus spreidt zijn vleugels uit, maar daardoor gaat hij nog sneller.
“Plof”, klinkt het. Dorus blijft op de grond liggen en kijkt versuft om zich heen. Hij beweegt zijn vleugels en wrijft daarna over zijn snavel. “Auw, dat doet zeer” kermt hij. “Hihihihihi” hoort hij. Met haar vleugel over haar snavel giechelt het zusje van Dorus en loopt naar hem toe. “Je snavel is helemaal verbogen. Dat is een gek gezicht!” Moeder meeuw komt er aan gehupt met de verbandtrommel. Ze neemt zijn snavel in haar vleugels en tikt hier met haar snavel op. “Nee, je snavel is niet gebroken”, zegt ze en haalt opgelucht adem. Ze kijkt Dorus streng aan. Die voelt zich heel erg zielig en opgelaten. “Ik wilde alleen maar even oefenen”, klaagt hij.
Even later zit hij aan het ontbijt . Met zijn snavel in het verband kan Dorus zijn snavel niet open doen, laat staan vis kauwen. Moeder zet een bak met vanille-ijs neer. In het ijs staat een rietje met de tekst GEFELICITEERD MET JE EERSTE DUIKVLUCHT
“Zo kun je wel eten”, zegt moeder iets minder streng. Dorus drinkt het gesmolten ijs door het rietje. “Mmmmm, dat is lekker”. Hij denkt aan de volgende vliegles waar hij aan al zijn vriendjes gaat vertellen dat er een hele diepe kuil is ontstaan door zijn val in de tuin. Stoer!
Na het schrijven van dit verhaal, zag ik de zeemeeuwen op een andere manier. Het eerste waar ik naar kijk, is de vorm van hun snavel.