Paniek in de tent
Wat krijg je als je een pas geopereerde kat uit zijn mandje laat springen? Het antwoord is: 'Paniek in de tent!'. En nee, dit is geen quizvraag uit Triviant of tentamentoets bij de praktijkopleiding van dierenartsassistenten. Nee, dit antwoord hebben D. en ik afgelopen dagen proefondervindelijk vastgesteld.
Ik denk dat het handig is dat ik je iets meer vertel, want ik ben nu wel erg met de deur in huis gevallen. Zoals je uit de andere verhalen hebt gelezen, hebben wij drie harige, eigenwijze, lieftallige en schattige katten. De onderlinge verstandhouding is goed te noemen. Boris (8 jaar) is de oudste kater en hij regeert zijn huishouden, waar wij overigens ook onderdeel van uitmaken, met zachte, doch vaste hand. Als er iets gebeurt, dan kijken de andere katten naar Boris. Zware onweersklappen en lichtflitsen vindt hij maar niets, dan gaat hij onder de eettafel zitten en moppert iets van: "mag een kat nu nooit eens rustig van zijn oude dag genieten? Wat een lawaai zeg!". Hij is gek op spelen, ook al is hij de kittenleeftijd al lang ontstegen. Zodra hij ziet dat zijn hengelspeeltje van de kapstok wordt gehaald, zit hij al klaar om het aan te vallen. Tup (5 jaar) is de clown onder de katten. Hij heeft menige keukendeur opengetrokken. Niet om voer te stelen, maar gewoon omdat hij nieuwsgierig is. Eén van zijn favoriete ligplekjes is in de kruidentuin, tussen de salie en de munt om precies te zijn. Na een zonnig middagdutje loopt hij verfomfaaid naar binnen inclusief takjes en kleine blaadjes in zijn vacht. Babs (2 jaar) is de jongste telg, een poes, die altijd geluid maakt tijdens het lopen, springen, spelen, eten en slapen. De geluiden variëren van 'prrrrr' tot 'rrrrrrrr'.
Tot zover de korte voorstelronde van onze drie musketiers, die het goed naar de zin hebben en elkaar graag eens achter de oren wassen; tòt afgelopen vrijdagavond. Tup kwam terug van een bezoek aan de dierenarts. Reden: zijn lip werd ontsierd door een steeds iets groter wordende bult. Om het zekere voor het onzekere te nemen, stelde de dierenarts voor om deze weg te halen. Nog enigszins groggy van de narcose en wankel op de poten, stapte Tup uit de reismand en liep naar de andere musketiers om troost te zoeken. Hij was feestelijk versierd met een plastic kap, waardoor zijn kop iets potsierlijks had gekregen. Hoofdschuddend liep hij door de woonkamer en mauwde "wat ik nu toch meegemaakt heb!", onderwijl wennend aan dat vreemde gevoel in zijn nek. De andere katten keken hem verbijsterd aan. "Wie ben jij?", vroeg Boris, en keek Tup wantrouwend aan. Babs kon niets anders doen, dan Tup met grote ogen aankijken. Je zag haar denken: "wie ben jij nu toch?". Snuffend en snuivend probeerden ze een bekende geur op te vangen, maar het enige wat ze roken, was de hinderlijke geur van dierenartsen. In paniek renden ze naar boven, en lieten Tup in alle eenzaamheid achter.
In de dagen daarna is er veel gesist, gemauwd en gebromd. Alles wat een kat kan doen, als hij zich in het nauw gedreven voelt, spreidde Boris ten toon. En Tup? Hij snapte er niets van. Hij was toch nog dezelfde kat? Oké, hij had nu een andere, nogal 'bloemrijke' kap om, waardoor hij de uitstraling van een zonnebloem kreeg, maar toch. Treurig sjokte hij door het huis. Af en toe werd hij vergezeld door Babs, maar dat was niet hetzelfde. Hij miste zijn speelkameraadje, zijn koppenwasser, zijn hoofdkussen, zijn rustpunt.
En opeens klaarde de lucht op, en werd de sfeer wat zonniger en rustiger. Of het nu met het mooie zomerweer te maken had? Of dat de kalmeringsdruppels, die we aan het water hadden toegevoegd, hun werk hadden gedaan? We weten het niet. Opeens liep Boris naar de stoel, waar Tup op lag. Hij snuffelde aan zijn kop en liep toen rustig weg. D. en ik keken elkaar aan: "hè, hè, eindelijk. Rust in de tent!".
Ik denk dat het handig is dat ik je iets meer vertel, want ik ben nu wel erg met de deur in huis gevallen. Zoals je uit de andere verhalen hebt gelezen, hebben wij drie harige, eigenwijze, lieftallige en schattige katten. De onderlinge verstandhouding is goed te noemen. Boris (8 jaar) is de oudste kater en hij regeert zijn huishouden, waar wij overigens ook onderdeel van uitmaken, met zachte, doch vaste hand. Als er iets gebeurt, dan kijken de andere katten naar Boris. Zware onweersklappen en lichtflitsen vindt hij maar niets, dan gaat hij onder de eettafel zitten en moppert iets van: "mag een kat nu nooit eens rustig van zijn oude dag genieten? Wat een lawaai zeg!". Hij is gek op spelen, ook al is hij de kittenleeftijd al lang ontstegen. Zodra hij ziet dat zijn hengelspeeltje van de kapstok wordt gehaald, zit hij al klaar om het aan te vallen. Tup (5 jaar) is de clown onder de katten. Hij heeft menige keukendeur opengetrokken. Niet om voer te stelen, maar gewoon omdat hij nieuwsgierig is. Eén van zijn favoriete ligplekjes is in de kruidentuin, tussen de salie en de munt om precies te zijn. Na een zonnig middagdutje loopt hij verfomfaaid naar binnen inclusief takjes en kleine blaadjes in zijn vacht. Babs (2 jaar) is de jongste telg, een poes, die altijd geluid maakt tijdens het lopen, springen, spelen, eten en slapen. De geluiden variëren van 'prrrrr' tot 'rrrrrrrr'.
Tot zover de korte voorstelronde van onze drie musketiers, die het goed naar de zin hebben en elkaar graag eens achter de oren wassen; tòt afgelopen vrijdagavond. Tup kwam terug van een bezoek aan de dierenarts. Reden: zijn lip werd ontsierd door een steeds iets groter wordende bult. Om het zekere voor het onzekere te nemen, stelde de dierenarts voor om deze weg te halen. Nog enigszins groggy van de narcose en wankel op de poten, stapte Tup uit de reismand en liep naar de andere musketiers om troost te zoeken. Hij was feestelijk versierd met een plastic kap, waardoor zijn kop iets potsierlijks had gekregen. Hoofdschuddend liep hij door de woonkamer en mauwde "wat ik nu toch meegemaakt heb!", onderwijl wennend aan dat vreemde gevoel in zijn nek. De andere katten keken hem verbijsterd aan. "Wie ben jij?", vroeg Boris, en keek Tup wantrouwend aan. Babs kon niets anders doen, dan Tup met grote ogen aankijken. Je zag haar denken: "wie ben jij nu toch?". Snuffend en snuivend probeerden ze een bekende geur op te vangen, maar het enige wat ze roken, was de hinderlijke geur van dierenartsen. In paniek renden ze naar boven, en lieten Tup in alle eenzaamheid achter.
In de dagen daarna is er veel gesist, gemauwd en gebromd. Alles wat een kat kan doen, als hij zich in het nauw gedreven voelt, spreidde Boris ten toon. En Tup? Hij snapte er niets van. Hij was toch nog dezelfde kat? Oké, hij had nu een andere, nogal 'bloemrijke' kap om, waardoor hij de uitstraling van een zonnebloem kreeg, maar toch. Treurig sjokte hij door het huis. Af en toe werd hij vergezeld door Babs, maar dat was niet hetzelfde. Hij miste zijn speelkameraadje, zijn koppenwasser, zijn hoofdkussen, zijn rustpunt.
En opeens klaarde de lucht op, en werd de sfeer wat zonniger en rustiger. Of het nu met het mooie zomerweer te maken had? Of dat de kalmeringsdruppels, die we aan het water hadden toegevoegd, hun werk hadden gedaan? We weten het niet. Opeens liep Boris naar de stoel, waar Tup op lag. Hij snuffelde aan zijn kop en liep toen rustig weg. D. en ik keken elkaar aan: "hè, hè, eindelijk. Rust in de tent!".