Hier klopt iets niet, of wel?!

Het is nog vroeg in de ochtend, als ze wakker wordt van een raar tikkend geluid. De wekker geeft 05.00 uur aan. Het is aardedonker en ze kijkt, voor zover dat mogelijk is zonder bril, om haar heen. Weer een tikkend geluid. Het doet haar denken aan een specht, die een gat wil tikken in een boom, maar dan in een sloom tempo. Ze loopt de slaapkamer uit en kijk naar haar man die overduidelijk in dromenland is. Weer een zacht, ritmisch getik. Ze kijkt vanaf het overloop naar beneden en ziet de verlichte voordeur. Opeens realiseert ze zich, dat er iemand bij de voordeur staat, die een poging doet om binnen te komen. De katten liggen geïnteresseerd naar dit hoorspel te kijken en verwachten dat er elk moment gespeeld gaat worden. Want tikken is spelen.
Het refrein ‘hier klopt iets niet’ van Veldhuis & Kemper speelt door haar hoofd. “Wat te doen”, fluistert ze. Ze doet het licht aan en wandelt nieuwsgierig naar de logeerkamer. In haar hoofd buitelen allerlei gedachten. Zinnen als “ik weet niet waar je mee bezig bent, maar volgens mij ben je nu op heterdaad betrapt”, tot aan “hé lul, doe normaal” en meer van dat soort uitspraken. Ze merkt dat het buitenlicht uit is gegaan en realiseert zich dat de dief is weggelopen. Ze loopt naar beneden en kijkt door het luikje in de voordeur naar buiten. Ook niets te zien. Ze loopt naar boven en duikt haar bed weer in, kijkt naar haar slapende man en doet haar ogen dicht met de gedachte ‘de voordeur is hufter-proof’.
Een paar uur later wordt ze wakker. Op het bed zitten twee katten op ooghoogte naar haar te staren en vertellen geluidloos dat ze honger hebben. Een andere kat tikt met zijn poot op de badkamer-deur. Ze herinnert zich haar nachtelijk avontuur en vertelt haar man over de gebeurtenissen. Als ze klaar is met haar verhaal, ziet ze dat hij haar boos aankijkt. “Waarom heb je me niet wakker gemaakt”. Haar antwoorden “je lag zo lekker te slapen” en “er gebeurde niets” maken hem niet echt vrolijk. Bezorgd loopt hij naar beneden en inspecteert de voordeur. Zorgvuldig bekijkt hij de deurpost aan binnen- en buitenkant: de randen van de voordeur, het cilinderslot, de driepuntsluiting en het verfwerk. Er is niets te zien. Ze kijken elkaar aan en knikken tegelijkertijd met hun hoofden: “toch handig om dit te melden bij de politie”, zegt ze en voegt de daad bij het woord.

Een kwartier later stopt er een politiewagen voor het huis en blokkeert de oprit. Twee grote mannen stappen uit de auto.
“U heeft gebeld voor een poging tot inbraak”, vraagt de jongste van de twee. Ze antwoordt en vertelt wat er die nacht is gebeurd. De andere, ietwat mollige, politieagent onderwerpt de voordeur aan een grondig onderzoek. “Hebt u al onderzocht of het slot nog werkt”. Ze kijkt haar man aan, die de sleutels uit zijn jaszak haalt en in de cilinder steekt. Het slot werkt prima, is gemakkelijk te openen en er zijn geen ongerechtigheden te voelen. De vrouw haalt opgelucht adem en kijkt naar de politieman.
“Al met al moet ik concluderen dat de inbreker zijn activiteiten heeft gestaakt, omdat u het licht hebt aangedaan. De volgende keer adviseer ik u om gelijk 112 te bellen. Dan kunnen wij meteen komen kijken”. Hij kijkt de vrouw vorsend aan. Ze knikt. De jongste schrijft zijn bevindingen in zijn aantekeningenboekje, bergt deze op in zijn borstzak, kijkt zijn collega aan en maakt aanstalten om te vertrekken.
“Bedankt dat jullie zijn komen kijken en ik ben blij dat het in deze hoedanigheid kon plaatsvinden”, antwoordt de vrouw en ze geeft de agenten een welgemeende handdruk. Beide agenten knikken en lopen naar hun auto. Op naar de volgende melding.
Ze lopen naar binnen. Opgelucht dat er geen braakschade is ontstaan of dat er iets anders is ontdekt, maar ook met een nerveus gevoel: wie is deze inbreker en wat was hij (op één of andere manier gaan ze ervan uit dat het een man is) van plan? De smartphone staat heftig te knipperen. Talloze whats-app berichtjes zijn binnengekomen: één van de buurvrouw ‘ik zie een politieauto. Alles goed met jullie?’ en één van de buur-buurvrouw ‘moet ik helpen?’. De vrouw kijkt haar echtgenoot aan en glimlacht. De whats-app alert werkt prima in de wijk en dat is fijn om te weten. Na het drinken van een kopje koffie, pakken ze hun dagelijkse werkzaamheden weer op en gaan over tot de orde van de dag.
Haar man verdwijnt naar zolder om te werken. Zij neemt plaats aan de eettafel en opent haar laptop en leest de opdracht, die ze per mail van haar docente heeft gekregen: ‘schrijf een verhaal over een gebeurtenis en bedenk wat had kunnen gebeuren’.

Anderhalf uur later rijdt er een witte Volkswagen Caddy de straat in. De bestuurder zit een tijd in de auto en verroert zich niet. Het lijkt erop alsof hij in gedachten is verzonken. Zijn kale hoofd weerkaatst de zonnestralen. Zijn lippen bewegen en hij kijkt om zich heen. Hij graait met zijn handen in een grote tas, die op de bijrijdersstoel ligt en blijkbaar kan hij niet vinden, waar hij naar op zoek is. In de tussentijd zit de vrouw in de woonkamer te typen. Twee katten liggen aan weerszijden van haar laptop te genieten van de aandacht die ze krijgen (een aai over hun koppie) en ze luisteren naar het geruststellende geluid van het getik op het toetsenbord en naar de klassieke muziek, die uit de boxen komt. De vrouw fronst haar wenkbrauwen vanwege het constante gepiep op haar smartphone. Ze pakt het toestel in haar hand en kijkt op het scherm: 13 berichten op de buurt-app en ze gaan allemaal over hun adres. Ze scrolt langs de berichten, houdt haar adem in en mompelt onderwijl “het kan toch niet waar zijn, dat er weer een inbreker zijn slag wil slaan. Toch niet op klaarlichte dag, terwijl wij hier binnen zitten”. Voorzichtig schuift ze haar stoel naar achteren en pakt de telefoon op, ze tikt de nummers 112 op haar toetsenbord en loopt de gang in. Ze luistert aandachtig of ze geluid aan de voordeur hoort en realiseert zich opeens dat ze niet weet of ze de poortdeur heeft gesloten. Haar vingers zweven aarzelend boven het toetsenbord. Als er iets is, dan hoeft ze alleen op het groene knopje te drukken en dan wordt ze doorverbonden met de alarmcentrale. Een kat miauwt en ze schrikt. Tegelijkertijd gaat de deurbel af. ‘Rrrrriiiiiiinnnnnngggg’ schalt het door het huis. Ze houdt van schrikt haar adem in en kijkt door het luikje naar buiten. Niemand te zien. “Zou het ….”, fluistert ze en drukt resoluut op het groene knopje op het scherm. “Tijd voor actie mijnheer de inbreker!” en roept onderwijl naar boven: “Bart, ik bel NU de politie”. Ze hoort gestommel en voetstappen die van boven naar beneden lopen. Haar man staart haar aan en vraagt wat er aan de hand is. Ze wijst naar de smartphone die ze aan haar oor heeft en fluistert: “Ik vertrouw het niet. Op de buurt-app staan meldingen van een onguur persoon vlakbij ons huis. Waarschijnlijk een inbreker. Er werd net aangebeld, maar ik zag niemand bij de voordeur staan. Ik bel voor de zekerheid met de politie”. Hij kijkt zijn vrouw aandachtig aan en luistert naar het gesprek met de meldkamer. “Ze zijn er zo snel als mogelijk en adviseren ons om niet teveel voor het raam te staan of naar buiten te kijken”, zegt ze zachtjes en bergt de telefoon op in de zak van haar broek.
Stilletjes lopen ze naar binnen en gaan op de bank zitten. Vreemd hoe hun huis, dat normaal gesproken als veilig en prettig wordt ervaren, nu heel anders voelt. “Ik hoop niet dat Gijs er nu aan komt rijden en gedachteloos de poortdeur binnen komt wandelen”, zegt haar man hardop. De vrouw fronst haar wenkbrauwen en pakt de telefoon uit haar broekzak. Ze scrolt opnieuw door de berichten. “Wat is het kenteken van de auto van Gijs”, vraagt ze op nerveuze toon. Haar man kijkt haar vragend aan. “Dat weet ik niet. Waarom vraag je dat”. Ze ademt uit, laat haar telefoon zakken en begint zenuwachtig te giechelen. “Rijdt hij in een Volkswagen Caddy”. Haar man pakt de telefoon uit haar handen en scrolt door de berichten, wandelt onderwijl naar de erker en ziet een politiewagen met zwaailicht bij de buren staan. Er klinkt gebrul.
Haar man bedenkt zich geen ogenblik en rent naar buiten: “volgens mij hebben ze Gijs te pakken”, roept hij en loopt naar de politiewagen. “Waarom heeft hij niet gezegd dat hij met zijn collega heeft gebeld”, zegt ze wat verongelijkt. Ze herpakt zich, trekt een jas van de kapstok en loopt dan langzaam naar buiten. Wat zal ze daar aantreffen? Buiten aangekomen ziet ze een hoop mensen op straat staan: behalve dezelfde agenten van 3 uur geleden, ziet ze ook haar man, die met handgebaren iets staat uit te leggen. Vanuit haar ooghoek ziet ze een man, die met zijn buik op de motorkap ligt, de handen geboeid op de rug. Haar buurvrouw en de buur-buurvrouw maken foto’s met hun telefoon van dit, niet dagelijkse, tafereel. Haar smartphone, die ze voor de zekerheid in haar broekzak heeft gestopt, trilt tegen haar been en ze hoort piepjes, die elkaar in rap tempo opvolgen.

Ze loopt naar de politiewagen, buigt haar hoofd en kijkt naar een gezicht dat haar bekend voorkomt. “Gijs, wat doe jij hier”, roept ze en ze kijkt naar haar man. De mollige agent loopt naar haar toe. “Ik begrijp dat er sprake is van een misverstand”. Hij gebaart naar Gijs, die wordt ontdaan van zijn boeien.
“Wij waren in de veronderstelling dat we de inbreker op heterdaad hadden betrapt, maar we horen nu dat uw man een afspraak heeft met zijn collega” en gebaart naar Gijs, die nu weer op eigen benen kan staan en zijn polsen masseert, waar de handboeien om heen hebben gezeten. “Potdomme, wat leveren jullie me een klere-streek. Wat is hier aan de hand”. Ze kijkt naar haar man, die zich net afwendt van de agenten en naar Gijs toeloopt: “Gijs, kerel. Je bent, zonder dat je het zelf wist, onderdeel geweest van het inbrekersgilde”.

Gijs ademt hoorbaar uit. “Ja, dat idee had ik ook, toen ik voorover gebogen op de motorkap lag”.
De mollige agent loopt naar haar toe. “Mevrouw, wij gaan ervan door. Het is overduidelijk dat mijnheer geen inbreker is”, zegt hij en knipoogt naar haar. Ze wil wat zeggen, maar weet even geen woorden te vinden. Haar man schudt de handen van de agenten, bedankt ze voor hun inzet en slaat zijn collega op de schouders. “Gijs, loop even mee naar binnen. Dan vertel ik je het hele verhaal”. Haar telefoon blijft trillen en piepen.

Binnen aangekomen, ziet ze haar man met Gijs aan tafel zitten. Ze valt midden in een geanimeerd gesprek, waarin haar man het hoogste woord heeft. “Dat getik op onze deur vannacht, dat zat me dwars en daarom heb ik op internet zitten googelen. Wat blijkt? Die inbreker heeft vannacht de Hongaarse methode toegepast. Ze zijn met een klopsleutel te werk gegaan”. Haar man kijkt zijn maatje triomfantelijk aan. “En daarom heb ik jou gebeld. Heb jij een oplossing? We moeten een andere cilinder in onze deuren”. Gijs roert met een lepeltje door de koffie. Zijn hand bibbert en hij moet blijkbaar nog even op adem komen. In de afgelopen minuten is er veel gebeurd. Voordat hij het wist, werd hij uit zijn auto getrokken, gefouilleerd. Zijn tas werd uitgepakt en de agenten waren al bezig om zijn Caddy te onderzoeken. Hem werd op barse toon gemeld, dat hij beschuldigd werd van inbraak. De politie vertelde hem gedetailleerd wat zij hadden gezien: dat hij uit zijn auto was gestapt, had aangebeld, daarna gelijk naar de poortdeur was gelopen en de deur open en dicht had gedaan en weer in zijn auto was gaan zitten. De feiten klopten, maar de reden van zijn bezoek was toch een hele andere, dan die hem nu werden voorgespiegeld.
Hij schudt zijn hoofd en kijkt naar zijn maatje en de kat, die zonder dat hij het in de gaten had, op zijn schoot was gaan zitten. Hij ziet de rode vlekken op het gezicht van de vrouw. “Zo jongens”, zegt hij en aait de kat met die nu spinnend op zijn benen ligt, “ik heb wel wat cilinders in mijn Caddy”. Zullen we de mogelijkheden nu maar even doornemen? Dan weet ik zeker dat jullie vannacht lekker slapen”. Hij pakt zijn aantekeningenboekje en leest voor, welke cilinders bestand zijn tegen de Hongaarse methode. “Ik reken niet de hoofdprijs, maar wel met gevarentoeslag” en grinnikt om zijn eigen grapje. Haar man kijkt naar de getallen op het papier en schudt de hand van zijn collega, die nu zo vast is als een huis. “Akkoord Gijs. Vanavond klaar”.
Gijs knikt. “Wat denk je, zou ik nu veilig naar mijn Caddy kunnen lopen of heeft zij de politie weer gebeld”. Hij kijkt naar de vrouw, die haar telefoon op tafel heeft gelegd.
“Gijs, ik bemoei me nergens meer mee. Ga jij maar aan de slag en maak er iets moois van”. Ze pakt haar telefoon en gaat op de bank zitten. “Eerst maar eens al de berichten lezen op de buurt-app en de voicemailberichten afluisteren”.

Een uur later is het huis inbrekers-proof. De voor- en achterdeur zijn voorzien van nieuwe cilinders en daarmee is de Hongaarse methode verleden tijd. Ze ziet dat Gijs zijn tas inpakt en aanstalten maakt om te vertrekken. Ze schraapt haar keel: “Gijs, ik heb nog één vraag voor je. Heb je de komende tien weken tijd voor een paar klussen? Gijs kijkt haar vragend aan en snapt er niets van.
“Alle bewoners in onze buurt zijn geïnteresseerd in nieuw hang- en sluitwerk. Dat heb je met zo’n buurt-app!”.







Reacties

Populaire posts van deze blog

Friemeltje, Kwakje en de jagende register-accountant

De boe-vis

Kwal!