Klimmen, vallen en weer verder gaan

 

Stel je het volgende eens voor: je bent een jongen van een jaar of 14 en je loopt samen met je broertje van 12 jaar en je ouders door een natuurgebied.

Het is zó saai om te wandelen, maar het moet van moeder omdat: 'we ook moeten bewegen tijdens de lockdown'. Ik kijk naar voren en opzij en ik ziet alleen maar zand, bomen en dood gras. Boring, saai! Omdat het koud is buiten, moet ik een winterjas dragen én een muts én handschoenen, maar eigenlijk is dit overbodig: ik heb het altijd warm, maar het moet. We lopen in een slakkentempo, echt traag. Mijn vader en moeder praten met elkaar, maar ik zou niet weten waarover. Dat wil ik eigenlijk ook niet weten, want ik word er moe van. Flarden van gesprekken waaien naar mij toe en het gaat over ziek kunnen worden, dat ik zo groot ben geworden en dat het moeilijk is om vakken te onderwijzen waar ze zelf ook geen raad mee weten.

Ik loop door en spoor mijn broertje aan om ook harder te lopen. Even weg  van het gezeur, maar er is niets om te doen. Opeens zie ik een boom waar ik in kan klimmen en overheen kan lopen. 'Mogen wij in de boom klimmen', vraag ik beleefd, want ik mag niet zomaar ergens in klimmen. Ik zie het gezicht van mijn moeder betrekken: 'in de boom klimmen? Daar kan je uitvallen! Zo meteen breek je iets! We moeten trouwens gauw naar huis want ik heb nog wel meer te doen vandaag'. Ik trek een gek gezicht naar mijn broertje en ik kijk naar mijn vader. Er is niets op zijn gezicht te zien, en dat betekent dat het mag. Gauw trek ik aan de jas van mijn broer en we rennen naar beneden waar de boom staat. Vanuit de verte hoor ik mijn moeder roepen: 'maar je hebt je goede kleren aan. Doe je wel voorzichtig, want anders wordt het smerig of val je een gat in je broek. Zo'n boom is gevaarlijk'. Ik duw mijn broertje tegen de grond en samen rollen we door het zand. 'Zo, nu zijn we officieel vies geworden en daarom mogen we nu in deze boom klimmen', zeg ik tegen mijn broertje, die het zand van zijn broek afklopt. Hij lacht naar mij en knikt. We horen niets meer en klimmen in de grote boom en lopen over de takken heen. 'Hé hier kan ik verder naar boven klimmen en over alles uitkijken', zeg ik tegen mijn broertje. Ik hoor de takken kraken, maar ik weet dat de takken mij houden. Ik voel de zon op mijn hoofd en ik kijk om me heen. Aan de rechterkant loopt mijn moeder en ze praat. Dat kan ze goed: praten, praten, praten en moeilijk kijken. Mijn vader loopt achter haar aan en hij zegt niets. Voor me zie ik een mevrouw op een bankje zitten, die haar duim omhoog steekt. 'We mogen verder doorklimmen', zeg ik tegen mijn broer. 'Mag dat van mama' vraagt hij. 'Nee',  zeg ik, 'van die mevrouw daar' en hij zwaait.

De mevrouw op het bankje ben ik, en ik heb het hele tafereel vanaf het bankje gevolgd. Ik zwaai nog een keer naar de enthousiaste jongens die veel te veel energie hebben, en deze niet kwijt kunnen, nou ja, een beetje dan. Ik loop verder en trek mijn wollen muts verder over mijn oren. Het is waterkoud. Ik zie een meisje van een jaar of 8 over het pad hollen, waar ik ook op loop. Ze is zomers gekleed en eigenlijk is de maillot niet bestand tegen de koude wind, die over de vlakte blaast. Ze heeft een jurkje aan en een flodderig jasje en op haar gezicht staan blosjes. Ze ziet eruit alsof ze het heel warm heeft. 'Oma, ik zie een boom. Mag ik erin klimmen'. De vrouw kijkt naar de plek waar haar kleindochter naar wijst en ze lacht. 'Natuurlijk ga jij klimmen. Ik zie je zo meteen wel'. Het meisje slaakt een enthousiaste kreet, rent op de boom af en springt op de stam.

Hoe verschillend kan je reageren op dezelfde vraag? Ik loop verder en draai me nog één keer om. De jongens hebben zich bij hun ouders gevoegd en ik zie aan de lichaamshouding dat de moeder baalt. De oma daarentegen staat rustig te wachten totdat haar kleindochter klaar is met klimmen, klauteren, vallen en weer opstaan. Kijk, zo kan het dus ook.

 

 

 

Ik vervolg mijn weg en denkt terug aan de tijd dat ook ik in bomen klom. Gelukkig had ik een moeder die het goed vond dat mijn kleding vies werd. Daar had ze al rekening mee gehouden. En ik mocht ook vallen, als ik daarna maar weer opstond. Met terugwerkende kracht werd ik erg blij.

 

 

Reacties

Populaire posts van deze blog

Friemeltje, Kwakje en de jagende register-accountant

De boe-vis

Kwal!