I'm watching you


Gehuld in luchtige zomerkleding baande ik mij gisteren een pad door de wildernis. Dit keer heb ik het niet over een vakantie in het gebergte van Siberië of een vallei in Italië, maar schrijf ik over een projectbezoek aan Den Haag. Samen met nog vijf andere mensen liep ik in een bos tussen loof- en naaldbomen in alle soorten en maten, die het zonlicht uitstekend filterden en zorgden voor indrukwekkende schaduwen op de grond. Overal zag ik fruitbomen staan. Ze etaleerden hun beste fruit op ooghoogte en kleurige appeltjes, peren en pruimen hingen voor het oprapen. Op enkelhoogte hadden braamstruiken veel ruimte ingenomen en hun puntige stengels hadden ze verspreid over de grond liggen, al dan niet vervlochten met andere struiken of bomen. Het zorgde er in ieder geval voor dat ik óver de takken heen stapte of er onder door kroop. Geen haar op mijn hoofd die er aan dacht om dáár eens lekker doorheen te wandelen. Bijen zoemden om mijn hoofd, vlinders dartelden door de lucht en de hommels lieten me zoemend weten dat het er een walhalla was. We liepen overigens niet alleen door deze wildernis. Achter ons liep een bewaker, die ons constant in de gaten hield. Ik kende zijn naam niet en had alleen te horen gekregen dat hij wel oké was. Met zijn bruin/zwarte ogen hield hij het gezelschap in de gaten, terwijl hij met stevige stappen door het zand liep. Heel soms kwam hij even naast me lopen. Op momenten dat ik stilstond om foto’s te nemen van de omgeving, bleef hij me opwachtten. Zodra ik mijn smartphone in de tas had gestopt en mijn weg vervolgde, liep hij voor me uit, totdat ik mijn gezelschap weer had bereikt. Eén keer wandelde hij weg om te pauzeren. Hij had een stuk van een tennisbal gevonden in de modder en vanuit mijn ooghoeken zag ik dat hij hier mee lag te spelen. Onder het mom ‘de boog kan niet altijd gespannen staan’ rechtvaardigde hij zijn activiteiten. De frons op zijn stevige voorhoofd was verdwenen en hij liet ons verder wandelen over het terrein, terwijl hij op de grond bleef liggen. Na vijf minuten voegde hij zich weer bij ons. Hij kon er weer tegen aan, tenminste, dat maakte ik uit zijn blik op. Bij de auto aangekomen nam hij afscheid van ons. Hij streek langs mijn benen en gaf mij een knikje. 'Tot de volgende keer’, leek hij te zeggen. Opgewekt wandelde hij weg. Ik denk dat ik hem Ronnie noem. Dat vind ik wel een passende naam voor een rottweiler.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Friemeltje, Kwakje en de jagende register-accountant

De boe-vis

Kwal!