Spelen, jagen, kroelen, slapen
Ik zit regelmatig met de jongste kat op schoot. Ze heet Delphi en is nu 1,5 jaar oud. Deze vrolijke dame met een spierwitte vacht houdt van spelen, rennen, in de modder liggen, keten en om op de andere katten op te jagen. En, gelukkig, houdt ze ook van kroelen. Zo'n vier keer per dag staat ze mij met vragende ogen aan te kijken: 'of ze even op schoot mag liggen'. Dan pak ik een kleedje dat op grijpafstand ligt en dat leg ik op mijn schoot. Als het kleedje er ligt, dan springt ze met een elegant hupje bij mij en dan gaat ze trappelen, met haar nagels uit, vandaar haar kleedje. Na een paar minuten is ze klaar en dan laat ze zich met een zucht achterover vallen. Dan kijk ik naar haar koppie en dan zucht ik ook. Van geluk.
Gewoon even zitten. Genieten van niets doen. Ik mag genieten van een kattenlijf dat tegen mij aan ligt. Ik voel haar spinnen en dat vibreert. Het lijkt wel alsof al mijn lichaamscellen in de ruststand komen. Na een kwartier is het klaar. Dan springt ze van mijn schoot en zoekt dan een plek op waar ze echt kan slapen. Haar werk is gedaan en nu is zijzelf aan de beurt. Terwijl ik deze blog schrijf, ligt Delphi op het klimtoestel. Ze slaapt zoals Doornroosje slaapt: heel diep. Haar prins is het geluid van brokjes of van speeltjes. Zodra ze dát hoort is ze wakker en begint het weer overnieuw. Spelen, kroelen, slapen. En dat tig keer op een dag. Wat een leven.
Reacties