Met piepende remmen
Afgelopen donderdag fietste ik naar de binnenstad om mijn ID-kaart op te halen. Het was warm buiten. De thermometer haalde moeiteloos de 20 graden Celcius. Op zichzelf niet zo'n hoge temperatuur, ware het niet dat de lente net begonnen was. Voetgangers liepen nog wat onhandig op hun, haastig uit de kast gehaalde, zomerschoenen en waren zeer zomers gekleed in een luchtig T-shirt en korte broek. Anderen, drukten hun motto 'doe maar normaal, dan doe je gek genoeg', op treffende wijze uit. Gekleed in een spijkerbroek, stevige wandelschoenen en sweater liepen zij kordaat over het voetpad, ondertussen een zweem van zweet wegvegend.
Ik stond te wachten voor het stoplicht. En aangezien de ringweg momenteel voorzien is van een groene golf, moesten alle voetgangers én fietsers wel heel lang wachten voordat het rode licht van kleur wisselde. In de tussentijd was het overstekend publiek aardig ongeduldig geworden. Het was dat de auto's met een flinke snelheid over het asfalt reden, anders hadden sommige gehaaste burgers zich voor een 50 meter sprint aangemeld. De lengte van de wachtenden was inmiddels verdriedubbeld. We konden niet wachten om over te steken!
Ik keek reikhalzend naar het verkeerslicht (wat niet hielp) en hoorde een afgrijselijk gepiep. Ik keek verontrust over mijn schouder en hoopte dat er niets ernstigs aan de hand was. En daar zag ik de oorzaak van de geluidsoverlast. De bestuurder van een brommer, met een jonge passagier achterop, reed, heftig knijpend in zijn remmen, tot aan het stoplicht. Na een remweg van zeker 20 meter kwam hij tot stilstand, met een brede grijns op zijn gezicht. Ik reageerde verbaasd en vroeg hem of zijn remmen nog wel werkten. "Ach, ik sta toch stil", zei de man, "en ze horen me zo in ieder geval aankomen". En daar had hij helemaal gelijk in.
Ik vervolgde mijn weg naar het stadhuis, liep door de draaideuren en meldde mij aan. Zo'n 3 seconden later flitste mijn wachtnummer al op het display. Een vriendelijke vrouw stond mij te woord en overhandigde mij mijn splinternieuwe kaart (die 10 jaar geldig is). We bewonderden mijn 3D-foto op de kaart. En ik moet zeggen: een fraai gezicht.
Opgewekt vervolgde ik mijn weg. De ijskraam was weer open, de schoenenwinkels lieten hun uitdagende collecties met open schoenen zien, de kledingwinkels pakten goed uit met hun zomercollectie. Tien minuten later reed ik door het park, op weg naar huis. Een oudere man, zeer slecht ter been, wandelde traag over het voetpad. Ik twijfelde. Mijn fietsbel gebruiken en hem de schrik van zijn leven bezorgen of chter hem blijven rijden en hopen dat ik niet omviel, omdat ik dan wel heel zachtjes moest fietsen? Ik bedacht mij dat ik die piepende remmen van de brommerrijder heel goed had kunnen gebruiken.
Na een magnifieke inhaalmanoeuvre, waarbij de man rustig kon door wandelen en niet verblikte of verbloosde, fietste ik voldaan naar huis en liet mijn nieuwe ID-kaart aan D. zien. De komende jaren kunnen we weer op reis. Met of zonder piepende remmen.
Ik stond te wachten voor het stoplicht. En aangezien de ringweg momenteel voorzien is van een groene golf, moesten alle voetgangers én fietsers wel heel lang wachten voordat het rode licht van kleur wisselde. In de tussentijd was het overstekend publiek aardig ongeduldig geworden. Het was dat de auto's met een flinke snelheid over het asfalt reden, anders hadden sommige gehaaste burgers zich voor een 50 meter sprint aangemeld. De lengte van de wachtenden was inmiddels verdriedubbeld. We konden niet wachten om over te steken!
Ik keek reikhalzend naar het verkeerslicht (wat niet hielp) en hoorde een afgrijselijk gepiep. Ik keek verontrust over mijn schouder en hoopte dat er niets ernstigs aan de hand was. En daar zag ik de oorzaak van de geluidsoverlast. De bestuurder van een brommer, met een jonge passagier achterop, reed, heftig knijpend in zijn remmen, tot aan het stoplicht. Na een remweg van zeker 20 meter kwam hij tot stilstand, met een brede grijns op zijn gezicht. Ik reageerde verbaasd en vroeg hem of zijn remmen nog wel werkten. "Ach, ik sta toch stil", zei de man, "en ze horen me zo in ieder geval aankomen". En daar had hij helemaal gelijk in.
Ik vervolgde mijn weg naar het stadhuis, liep door de draaideuren en meldde mij aan. Zo'n 3 seconden later flitste mijn wachtnummer al op het display. Een vriendelijke vrouw stond mij te woord en overhandigde mij mijn splinternieuwe kaart (die 10 jaar geldig is). We bewonderden mijn 3D-foto op de kaart. En ik moet zeggen: een fraai gezicht.
Opgewekt vervolgde ik mijn weg. De ijskraam was weer open, de schoenenwinkels lieten hun uitdagende collecties met open schoenen zien, de kledingwinkels pakten goed uit met hun zomercollectie. Tien minuten later reed ik door het park, op weg naar huis. Een oudere man, zeer slecht ter been, wandelde traag over het voetpad. Ik twijfelde. Mijn fietsbel gebruiken en hem de schrik van zijn leven bezorgen of chter hem blijven rijden en hopen dat ik niet omviel, omdat ik dan wel heel zachtjes moest fietsen? Ik bedacht mij dat ik die piepende remmen van de brommerrijder heel goed had kunnen gebruiken.
Na een magnifieke inhaalmanoeuvre, waarbij de man rustig kon door wandelen en niet verblikte of verbloosde, fietste ik voldaan naar huis en liet mijn nieuwe ID-kaart aan D. zien. De komende jaren kunnen we weer op reis. Met of zonder piepende remmen.