Bloemenstad
Niets is heerlijker dan het maken van vakantieplannen. Komende zomer vertrekken D. en ik naar de Bourgogne in Frankrijk. Wat te denken van croissants bij het ontbijt, 'pain au chocolat' bij de koffie en landwijn drinken bij het avondeten. Wat een prettig en zonnig vooruitzicht! Fransen besteden over het algemeen ook veel aandacht aan de straten en pleinen, en richten deze fleurig in. Bloeiende struiken worden met duizenden tegelijk in de groenzones geplant. Plantenbakken staan vol met kleurige bloemen. En ook de inwoners van de betreffende dorpen en steden dragen hun steentje bij. Veel tuinen, vensterbanken en muren hangen vol met heerlijk ruikende bloemen. Nu ik dit schrijf, denk ik terug aan mijn vakantie van enkele jaren geleden. D. en ik kampeerden op een eiland bij Frankrijk. De weg naar het dorp werd begeleid door stokrozen in alle soorten, kleuren en maten. Aan het begin van het dorp stond een bord: 'Ville des Fleurs' oftewel 'Bloemenstad'. Lees de ontstaansgeschiedenis zoals ik deze destijds heb opgetekend.
Ergens in Frankrijk ligt een stadje. Een vriendelijk stadje. De mensen glimlachen als je door de straten wandelt. Zelfs als je onbeleefd op je tenen gaat staan, om zo over een muurtje naar de daarachter gelegen achtertuin te kijken, zal je niet teruggefloten worden. De straten zijn er smal. Ze lopen soms onverwachts naar boven of beneden; de hellingen zijn er steil. De stad wordt omheind door oude stadsmuren die, als je er boven op klimt, uitzicht bieden op een vlakke blauwe zee. Na een bezoek aan deze stad is elke bezoeker vrolijk. Wat maakt dit stadje nu zo bijzonder? Omdat het een bloemenstad geworden is. Ja, je leest het goed. ‘Geworden is’.
Jaren geleden liep Madame Bernard door haar straatje naar huis. Ze had net koffie gedronken bij een vriendin. “Wat een kale, saaie stad is dit toch” dacht ze. Het was haar nog nooit zo opgevallen. Ze bedacht ineens dat de mensen nors, ongemanierd en onbeleefd waren. De stad, háár stad, was aan het verslonzen. ’s Nachts droomde ze onrustig en ze werd uitgeput wakker. Ze stapte op haar bakfiets en fietste naar de bibliotheek. Doelbewust liep ze op een aantal boeken af en begon te lezen. Aan het einde van de dag stond de leestafel vol met koffiekopjes, broodkruimels èn bergen papier voorzien van aantekeningen. De bibliothecaris moest haar met bezwaard hart de deur uitwerken. Zo’n enthousiaste lezer had hij in geen maanden meegemaakt. De volgende dag stond zij er weer. Na een week had Madame Bernard voldoende informatie om de volgende stap te zetten.
Gewapend met meetlint, potlood en papier liep zij haar voortuin in. Het was nog vroeg in de ochtend, de zon scheen voorzichtig door de wolken. Mompelend liep zij van de linkerkant, naar het midden van de tuin en sloeg hier en daar spijkers in de grond. Ze spande draden en verbond deze met de spijkers. Na twee uur wikken en wegen had zij de ideale vorm bedacht. De tuin zag er uit als een ingewikkeld spinnenweb. Gewapend met schep en spade, begon ze de grond tussen de draden om te spitten. Het was inmiddels warm geworden. Het zweet gutste haar van het lijf. Ze was niet gewend om zulke zware arbeid te verrichten. Ze wreef met haar zanderige hand over haar voorhoofd en leunde vermoeid over de spade.
Opeens viel haar een stilte op die er voor die tijd nog niet was geweest. De klassieke muziek, die altijd opstond bij Monseigneur La Roche, was niet meer te horen. Monseigneur hing met hoofd en schouders uit zijn raam. Zoals altijd had hij een pijp in de mond, droeg hij een grijs verwassen hemd op een vale witte broek met zwarte opzetstukken. “Maar buurvrouw,” zei hij zachtjes, “dat is toch geen werk voor een dame als u?” Madame Bernard keek verstoord op. Ze had zich onbespied gewaand. Monseigneur La Roche aarzelde geen moment en liep door zijn voordeur, de smalle straat over en stond binnen enkele tellen in haar voortuin. Hij stak zijn bruin gekleurde armen, die duidelijk wel gewend waren aan de zon, naar haar uit en pakte de spade uit haar handen. “Hoe wilt u het hebben?” vroeg hij eenvoudig.
Enfin, zonder al te veel in detail te treden, spitte Monseigneur La Roche de zware kleigrond om, schepte en verplaatste heel veel betonnen tegels en was na twee uur noeste arbeid klaar. Zonder om te kijken, liep hij terug naar zijn huis. Madame Bernard stond hem na te kijken. “Wat een vreemde man is hij toch!” bedacht ze en liep naar haar bakfiets.
Dagenlang reed ze met haar bakfiets naar de winkel, om daarna haar zorgvuldig ingepakte spullen voorzichtig uit te laden. Haar tuin stond vol met rode rozenstruikjes, paars en wit gekleurde Spaanse margrieten, paarse lelies, verschillende soorten lavendel en roze, witte, paarse en blauwe hortensia's en stokrozen. Haar werkzaamheden waren de inwoners van het stadje niet ontgaan. Voorzichtig kwamen de meest nieuwsgierigen langs. Ze bleven staan terwijl Madame Bernard vakkundig een pot van de rozenstruik afhaalde. Op de vraag “waar bent u toch mee bezig?” reageerde ze opgewonden met: “komt u straks maar terug, dan weet u precies wat ú straks kunt gaan doen.” Teleurgesteld dropen de mensen af. Hun nieuwsgierigheid was niet bevredigd en de laatste zinsnede van Madame Bernard maakte hun bezorgd. “Wat gaan we dan doen?”
Om acht uur ’s avonds gonsde het gerucht door de stad dat Madame Bernard klaar was. “Dit”, zei Madame Bernard, terwijl ze enthousiast om zich heen gebaarde, “is de aanzet van onze bloemenstad. Ik nodig u bij deze uit om mijn voorbeeld te volgen!” Ze streek met haar hand over haar vermoeide rug.
Om haar heen klonk geroezemoes. Vrouwen stonden enthousiast naar de rozen te wijzen die nog onwennig in de grond stonden. Een paar kinderen aaiden de bloemen van de hortensia's en riepen hardop dat ze de kleuren zo mooi vonden. Madame Bernard knikte tevreden. Nu moesten de mensen teruglopen naar hun huis om zo het duwtje in de rug te krijgen en tot actie over te gaan.
Madame Bernard kreeg gelijk.
Het gonsde nog lang na in de stad. Brommerige uitspraken van de mannen als "laat dat mens toch ...", konden de felle, hoge vrouwenstemmen niet tot bedaren brengen. De volgende ochtend hield Madame Bernard, ogenschijnlijk verrast door de toestroom van mensen, een voordracht. Ze sprak over symmetrie en kleuren, evenwicht in plantvakken, de bloemige geuren, welke insecten voorkeur hadden voor bepaalde bloeiende bloemen. Vol enthousiasme wees ze naar haar sfeervolle tuin.
Na twee weken fietste Madame Bernard wederom door haar stad. In alle tuinen stonden planten uitbundig te bloeien. Rozen geurden weelderig. Vlinders fladderden af en aan. Bijen zoemden en vlogen naar de lavendel. Mensen stonden met elkaar te praten, gaven elkaar advies over de juiste rozenbemesting en opende het dorpshuis haar eerste avond ‘Bloemschikken voor beginners’.
Madame Bernard was, zonder dat ze daar zelf erg in had, de ‘mest’ geweest voor dit ingeslapen stadje. Ze sliep overigens weer uitstekend sinds de beruchte nacht.
Mocht je deze zomer door een Frans stadje wandelen, dat het predicaat 'Ville des Fleurs' heeft, noem de naam van Madame Bernard niet te vaak. Het leidt zo af van het tuinieren.
Ergens in Frankrijk ligt een stadje. Een vriendelijk stadje. De mensen glimlachen als je door de straten wandelt. Zelfs als je onbeleefd op je tenen gaat staan, om zo over een muurtje naar de daarachter gelegen achtertuin te kijken, zal je niet teruggefloten worden. De straten zijn er smal. Ze lopen soms onverwachts naar boven of beneden; de hellingen zijn er steil. De stad wordt omheind door oude stadsmuren die, als je er boven op klimt, uitzicht bieden op een vlakke blauwe zee. Na een bezoek aan deze stad is elke bezoeker vrolijk. Wat maakt dit stadje nu zo bijzonder? Omdat het een bloemenstad geworden is. Ja, je leest het goed. ‘Geworden is’.
Jaren geleden liep Madame Bernard door haar straatje naar huis. Ze had net koffie gedronken bij een vriendin. “Wat een kale, saaie stad is dit toch” dacht ze. Het was haar nog nooit zo opgevallen. Ze bedacht ineens dat de mensen nors, ongemanierd en onbeleefd waren. De stad, háár stad, was aan het verslonzen. ’s Nachts droomde ze onrustig en ze werd uitgeput wakker. Ze stapte op haar bakfiets en fietste naar de bibliotheek. Doelbewust liep ze op een aantal boeken af en begon te lezen. Aan het einde van de dag stond de leestafel vol met koffiekopjes, broodkruimels èn bergen papier voorzien van aantekeningen. De bibliothecaris moest haar met bezwaard hart de deur uitwerken. Zo’n enthousiaste lezer had hij in geen maanden meegemaakt. De volgende dag stond zij er weer. Na een week had Madame Bernard voldoende informatie om de volgende stap te zetten.
Gewapend met meetlint, potlood en papier liep zij haar voortuin in. Het was nog vroeg in de ochtend, de zon scheen voorzichtig door de wolken. Mompelend liep zij van de linkerkant, naar het midden van de tuin en sloeg hier en daar spijkers in de grond. Ze spande draden en verbond deze met de spijkers. Na twee uur wikken en wegen had zij de ideale vorm bedacht. De tuin zag er uit als een ingewikkeld spinnenweb. Gewapend met schep en spade, begon ze de grond tussen de draden om te spitten. Het was inmiddels warm geworden. Het zweet gutste haar van het lijf. Ze was niet gewend om zulke zware arbeid te verrichten. Ze wreef met haar zanderige hand over haar voorhoofd en leunde vermoeid over de spade.
Opeens viel haar een stilte op die er voor die tijd nog niet was geweest. De klassieke muziek, die altijd opstond bij Monseigneur La Roche, was niet meer te horen. Monseigneur hing met hoofd en schouders uit zijn raam. Zoals altijd had hij een pijp in de mond, droeg hij een grijs verwassen hemd op een vale witte broek met zwarte opzetstukken. “Maar buurvrouw,” zei hij zachtjes, “dat is toch geen werk voor een dame als u?” Madame Bernard keek verstoord op. Ze had zich onbespied gewaand. Monseigneur La Roche aarzelde geen moment en liep door zijn voordeur, de smalle straat over en stond binnen enkele tellen in haar voortuin. Hij stak zijn bruin gekleurde armen, die duidelijk wel gewend waren aan de zon, naar haar uit en pakte de spade uit haar handen. “Hoe wilt u het hebben?” vroeg hij eenvoudig.
Enfin, zonder al te veel in detail te treden, spitte Monseigneur La Roche de zware kleigrond om, schepte en verplaatste heel veel betonnen tegels en was na twee uur noeste arbeid klaar. Zonder om te kijken, liep hij terug naar zijn huis. Madame Bernard stond hem na te kijken. “Wat een vreemde man is hij toch!” bedacht ze en liep naar haar bakfiets.
Dagenlang reed ze met haar bakfiets naar de winkel, om daarna haar zorgvuldig ingepakte spullen voorzichtig uit te laden. Haar tuin stond vol met rode rozenstruikjes, paars en wit gekleurde Spaanse margrieten, paarse lelies, verschillende soorten lavendel en roze, witte, paarse en blauwe hortensia's en stokrozen. Haar werkzaamheden waren de inwoners van het stadje niet ontgaan. Voorzichtig kwamen de meest nieuwsgierigen langs. Ze bleven staan terwijl Madame Bernard vakkundig een pot van de rozenstruik afhaalde. Op de vraag “waar bent u toch mee bezig?” reageerde ze opgewonden met: “komt u straks maar terug, dan weet u precies wat ú straks kunt gaan doen.” Teleurgesteld dropen de mensen af. Hun nieuwsgierigheid was niet bevredigd en de laatste zinsnede van Madame Bernard maakte hun bezorgd. “Wat gaan we dan doen?”
Om acht uur ’s avonds gonsde het gerucht door de stad dat Madame Bernard klaar was. “Dit”, zei Madame Bernard, terwijl ze enthousiast om zich heen gebaarde, “is de aanzet van onze bloemenstad. Ik nodig u bij deze uit om mijn voorbeeld te volgen!” Ze streek met haar hand over haar vermoeide rug.
Om haar heen klonk geroezemoes. Vrouwen stonden enthousiast naar de rozen te wijzen die nog onwennig in de grond stonden. Een paar kinderen aaiden de bloemen van de hortensia's en riepen hardop dat ze de kleuren zo mooi vonden. Madame Bernard knikte tevreden. Nu moesten de mensen teruglopen naar hun huis om zo het duwtje in de rug te krijgen en tot actie over te gaan.
Madame Bernard kreeg gelijk.
Het gonsde nog lang na in de stad. Brommerige uitspraken van de mannen als "laat dat mens toch ...", konden de felle, hoge vrouwenstemmen niet tot bedaren brengen. De volgende ochtend hield Madame Bernard, ogenschijnlijk verrast door de toestroom van mensen, een voordracht. Ze sprak over symmetrie en kleuren, evenwicht in plantvakken, de bloemige geuren, welke insecten voorkeur hadden voor bepaalde bloeiende bloemen. Vol enthousiasme wees ze naar haar sfeervolle tuin.
Na twee weken fietste Madame Bernard wederom door haar stad. In alle tuinen stonden planten uitbundig te bloeien. Rozen geurden weelderig. Vlinders fladderden af en aan. Bijen zoemden en vlogen naar de lavendel. Mensen stonden met elkaar te praten, gaven elkaar advies over de juiste rozenbemesting en opende het dorpshuis haar eerste avond ‘Bloemschikken voor beginners’.
Madame Bernard was, zonder dat ze daar zelf erg in had, de ‘mest’ geweest voor dit ingeslapen stadje. Ze sliep overigens weer uitstekend sinds de beruchte nacht.
Mocht je deze zomer door een Frans stadje wandelen, dat het predicaat 'Ville des Fleurs' heeft, noem de naam van Madame Bernard niet te vaak. Het leidt zo af van het tuinieren.