Wij zitten op de uitkijk
De wind blaast nog steeds enthousiast de koude lucht vanuit het noordoosten over het land, waardoor de gevoelstemperatuur tot verder onder het vriespunt ligt. Iedereen is nog steeds winters warm aangekleed, maar kijkt ondertussen reikhalzend uit naar de lente, die toch ooit moet komen. Kledingwinkels promoten de lente in volle glorie. Ze laten de laatste mode zien met luchtige shirts, rokjes, jurkjes en linnen broeken. Schoenenwinkels hebben de etalages vol staan met pastelkleurige instappers en sandaaltjes. En het tuincentrum heeft de schappen vol staan met tuinmeubels en - kussen: voor ieder wat wils.
Ook vogels hebben lentekriebels. Ze vliegen af en aan met takjes, stukjes mos en andere vulstoffen om hun nestjes in te richten. In de klimop die weelderig over onze schutting woekert, zijn vogels druk in de weer.
Onze katten, die over een uitstekend reukorgaan beschikken, hebben deze activiteiten al lang in de smiezen. Ze brengen elke dag een bezoekje aan de nestelende merels. Geduldig zitten zij bij de schutting naar boven te turen. Met radarogen kijken ze dwars door de bladeren heen en zien hoe de merels het nest zorgvuldig opbouwen. Straks, als de vogels op het nest zitten, kunnen ze ons prima vertellen hoeveel eitjes worden uitgebroed.
En dan komt het moment dat de kleine vogeltjes aan hun eerste vliegles mogen beginnen. Piepend staan ze boven in het nest, dat zich hoog boven de grond bevindt, naar beneden te kijken. Met opengesperde bekken, heten onze katten de jonge merels hartelijk welkom. "Kom maar naar beneden", roept de ene kat. De andere kat fluistert: "Jullie vallen niet hard hoor. Ik vang je wel op".
Ondanks dit welkomstcomité, vliegen de vogels meestal de andere kant op. Naar de tuin van onze buren. Ze wapperen met hun vleugels, alsof ze gymnastiekoefeningen aan het doen zijn. En dan gaat het echt gebeuren. Met uitgestrekte vleugels vliegen ze weg en meestal gaat dat goed. Je hebt ook slechte vliegers, waarbij de vlucht verre van vlekkeloos gaat. Met een snoekduik, waarbij de snavel grondig de grond in wordt geboord, komt snel een einde aan de vliegles. Enigszins verbaasd staat de jonge vogel om zich heen te kijken en mompelt "wat mij toch overkomen is!" en hipt teleurgesteld naar moeder-vogel.
Heel af en toe, volgt een jonge vogel de adviezen van ons katten gehoorzaam op en landt dan keurig in een kattenbek. Op dat moment snellen D. en ik naar de betreffende kat. Boris bijvoorbeeld vindt vogels leuk om naar te kijken. Om daarentegen een vogel in de bek te hebben, vindt hij verschrikkelijk: al die veren. Tup is een hartstochtelijk fan van vogelhapjes. Met een ferme zwieper maakt hij korte metten met het iele vogelkopje.
D. en ik schilderen op dit moment routebordjes en plaatsen deze voorzichtig tussen de klimop en in de tuin van onze buren, met de tekst: "deze kant op!" En nu maar hopen dat de kleine vogels kunnen lezen.
Ook vogels hebben lentekriebels. Ze vliegen af en aan met takjes, stukjes mos en andere vulstoffen om hun nestjes in te richten. In de klimop die weelderig over onze schutting woekert, zijn vogels druk in de weer.
Onze katten, die over een uitstekend reukorgaan beschikken, hebben deze activiteiten al lang in de smiezen. Ze brengen elke dag een bezoekje aan de nestelende merels. Geduldig zitten zij bij de schutting naar boven te turen. Met radarogen kijken ze dwars door de bladeren heen en zien hoe de merels het nest zorgvuldig opbouwen. Straks, als de vogels op het nest zitten, kunnen ze ons prima vertellen hoeveel eitjes worden uitgebroed.
En dan komt het moment dat de kleine vogeltjes aan hun eerste vliegles mogen beginnen. Piepend staan ze boven in het nest, dat zich hoog boven de grond bevindt, naar beneden te kijken. Met opengesperde bekken, heten onze katten de jonge merels hartelijk welkom. "Kom maar naar beneden", roept de ene kat. De andere kat fluistert: "Jullie vallen niet hard hoor. Ik vang je wel op".
Ondanks dit welkomstcomité, vliegen de vogels meestal de andere kant op. Naar de tuin van onze buren. Ze wapperen met hun vleugels, alsof ze gymnastiekoefeningen aan het doen zijn. En dan gaat het echt gebeuren. Met uitgestrekte vleugels vliegen ze weg en meestal gaat dat goed. Je hebt ook slechte vliegers, waarbij de vlucht verre van vlekkeloos gaat. Met een snoekduik, waarbij de snavel grondig de grond in wordt geboord, komt snel een einde aan de vliegles. Enigszins verbaasd staat de jonge vogel om zich heen te kijken en mompelt "wat mij toch overkomen is!" en hipt teleurgesteld naar moeder-vogel.
Heel af en toe, volgt een jonge vogel de adviezen van ons katten gehoorzaam op en landt dan keurig in een kattenbek. Op dat moment snellen D. en ik naar de betreffende kat. Boris bijvoorbeeld vindt vogels leuk om naar te kijken. Om daarentegen een vogel in de bek te hebben, vindt hij verschrikkelijk: al die veren. Tup is een hartstochtelijk fan van vogelhapjes. Met een ferme zwieper maakt hij korte metten met het iele vogelkopje.
D. en ik schilderen op dit moment routebordjes en plaatsen deze voorzichtig tussen de klimop en in de tuin van onze buren, met de tekst: "deze kant op!" En nu maar hopen dat de kleine vogels kunnen lezen.